ingrid in south sudan

leven en werken in South Sudan, een land in opbouw


3 reacties

De matrassen zijn in Torit

Vanmiddag ontving ik het bericht dat de matrassen eindelijk zijn aangekomen in Torit. De foto (voor degenen die dit bericht lezen via de mail: de foto kun je zien als je de website opent) toont dat ze echt met grote stapels in het ziekenhuis zijn afgeleverd. Een bericht dat ik uiteraard direct met jullie wil delen. Gelukkig schijnt de zon, want mijn gedachte was direct: hoop dat ze de matrassen niet buiten laten liggen. In Zuid Soedan is het nu regenseizoen en dat betekent dat het ook zo met bakken uit de hemel kan vallen. En dat was dus meteen een lesje confrontatie: ik was er niet bij en kan er op afstand alleen het beste van hopen…..

Ik weet nog niet alle details, maar als mijn laatste informatie juist is zijn er 147 matrassen afgeleverd. Wie de rekensom maakt ziet dat er voor vrijwel alle bedden (147 van de 150) een nieuwe matras is. Bijna het dubbele van mijn aanvankelijke doelstelling. En dat hebben jullie mede mogelijk gemaakt. Nogmaals heel veel dank aan al diegenen die mij op basis van mijn verhalen een donatie hebben toevertrouwd voor nieuwe matrassen voor Torit State Hospital. In totaal haalde ik een bedrag van € 10.000 bij elkaar.

Ook dank ik Lions Club Tubbergen dat ze naast een donatie ook de aanvraag voor een particulier project bij Cordaid hebben gefaciliteerd. Op grond daarvan heeft Cordaid het bedrag met € 5.000 aangevuld en ervoor gezorgd dat het geld ook werd overgemaakt naar Zuid Soedan. Iets wat ik als particulier niet voor elkaar kreeg. Eerlijk is ook te zeggen dat er een last van mij af is gevallen nu ik weet dat mijn voormalige collega’s van Cordaid Juba de levering van de matrassen daadwerkelijk hebben volbracht. Met mijn beslissing te vertrekken was dit misschien wel het meest moeilijk om los te laten.

Van harte hoop ik dat deze 147 nieuwe matrassen een verschil gaan maken in de kwaliteit van zorg voor al die mensen die in Torit State Hospital worden opgenomen.


10 reacties

triest en opgelucht tegelijk

Deze week heb ik afscheid genomen van Torit en mijn werk in het ziekenhuis. Een zware beslissing, die net als de hele situatie, gemengde gevoelens geeft.

De afgelopen dagen heb ik wel honderd keer de gedachte gehad dat ik door had moeten gaan en mijn droom voor het ziekenhuis niet had moeten opgeven. Een gedachte die gevoed werd als ik door Torit liep, naar Mubarak senior zwaaide, de vrouwen op de markt gedag zei, of weer een kleine jongen blij maakte met een vouwvliegtuigje. Voor hen zou ik zo op mijn schreden willen terugkeren.

Een poging daartoe is door het managementteam zeker gedaan. James die me een heel college heeft gegeven over leiderschap. Over zijn leven, hoe vaak hij is bedreigd, onderzoeken die naar hem zijn gedaan in pogingen om hem uit zijn positie te krijgen, een kogel die hem op een haar na heeft gemist, maar hij is er nog steeds. Ingrid, een leider geeft niet op. En John: maar je doet het zo goed, je hebt zoveel voor elkaar gekregen. Ingrid, je bent te serieus, je neemt dingen te persoonlijk. Al die beledigingen die ze hier uiten en obstructies betekenen niets. Hoe moet het nu met ons? Oh, nu hebben we echt een groot probleem. Kunnen we het niet oplossen?

Ik ben er haast van door mijn knieën gegaan. John heeft gelijk, voor mij was wat ik deed serieus en de beledigingen vond ik inderdaad moeilijk te verteren. En ja, ik zadel ze op met een probleem, maar oplosbaar was het niet. Niet zonder mezelf veel geweld aan te doen. Wat iedereen er ook van mag denken of vinden, de afgelopen maanden in Zuid Soedan zijn niet in mijn koude kleren gaan zitten. Het continu tegen de stroom in roeien, het duw en trek werk, eerst je geduld moeten verliezen voordat er iets in beweging komt, ronduit tegen gewerkt worden en zien te balanceren op de stroom van kritiek die zich nu eenmaal centreert rond de persoon die coördinator heet. Een Canadees die ik van de week heb ontmoet zei: te lang tegen je eigen karakter in moeten gaan, dat woont je uit.
En dat is wat het is, ik voel me uitgewoond en heb mijn streep getrokken. Tijd voor een ander om het over te nemen. Ik heb mijn deel gedaan, zoals Margaret het uitdrukte.

In de afgelopen 5 maanden is er veel gebeurd. Alle apparatuur is besteld, die het ziekenhuis nodig heeft om verschil te kunnen maken, zoals medische hulpmiddelen voor bevallingen, apparatuur voor diagnostisch lab-onderzoek, een röntgenapparaat. De bouwplannen zijn uitgewerkt, prioriteiten zijn gesteld, de tender en de selectie van bouwbedrijven is afgerond en de eerste renovaties zijn begonnen. In april hadden we ineens nog maar 1 dokter en die was niet in staat om keizersnedes te verrichten. Na twee spannende weken hebben we het op kunnen lossen. Ook andere specialismen zijn ingevuld. Gisteren heb ik de laatste hand gelegd aan de kwartaalrapportage en daarin is terug te zien dat het ziekenhuis meer patiënten heeft behandeld, het aantal sterfgevallen is gedaald en meer complicaties met goed gevolg behandeld zijn. De eerste verbeteringen in de zorg zijn daarmee tastbaar. Van harte wens ik dat het ziekenhuis verder gaat op deze weg.

En ter geruststelling: over de matrassen heb ik goede afspraken gemaakt, die gaan er echt komen. Het bestelproces duurt helaas erg lang. Maar nu is er in ieder geval zicht op waar ze vandaan gaan komen en mijn directeur heeft met de hand op zijn hart beloofd dat ze geleverd gaan worden. Emmanuel staat in Torit klaar om ze aan te nemen en over te dragen aan het ziekenhuis en James gaat er foto’s van nemen. Dus over enige tijd volgt nog een laatste reportage over de aankomst van de matrassen in Torit. En dan sluit ik deze blog en mijn inzet voor het ziekenhuis in Torit af.

Deze keer geen cadeautjes mee naar huis. Mijn laatste geld is gegaan naar een weeshuis hier in Juba. Dat geld gaat in de pot om aan het eind van het jaar met de kinderen die er dan zijn één dagje wat leuks te gaan doen.


2 reacties

kleine adempauze

Dank voor alle reacties op mijn vorige blog. Ik kon die steun wel even gebruiken. Het hele gedoe heeft in ieder geval tot aanpassingen geleid. Vanaf augustus concentreer ik me alleen op het ziekenhuisproject. De kantoorleiding gaat over in andere handen. De huidige situatie ging ten koste van zowel het project als het kantoor, gewoon omdat ik op dezelfde tijdstippen op beide locaties aanwezig moest zijn en dat gaat dus niet. Dat toch proberen en moeten schipperen, zoals ik de afgelopen maanden heb gedaan, ging ten koste van allebei. En zelf had ik er nog het meeste last van. Ik werd er geen aardiger mens van.

Op dit moment ben ik in Juba en geniet ik van wat de grote stad te bieden heeft. Een beetje als vroeger. De meeste mensen die ik ken komen niet graag in Juba, maar voor mij blijft Juba staan voor meer keuze, variatie en andere mensen ontmoeten. Winkelen in een grote supermarkt, waar ik meestal toch met weinig vandaan kom, gewoon omdat ik niet kan kiezen. Even langs Lady Lomin, een klein zaakje dat spullen verkoopt die gemaakt zijn door Zuid Soedanese vrouwen. Van zelf geweven stoffen maken ze allerlei tassen, etuis, laptopbags en sjaals. Een lekkere viscurrie gegeten bij “Home and Away” in een prachtige binnentuin met uitermate attent personeel. De zwervers werden subtiel bij ons tafeltje weg geleid en richting uitgang geholpen. En vanmorgen heerlijk gezwommen in mijn favoriet: het Regency Hotel. Bij gebrek aan zwempak gewoon in mijn ondergoed. Gelukkig waren er weinig belangstellenden en was ik niet de enige die er zo is in gedoken. En Manoes, de koffie is er nog steeds heerlijk! Heb aan dit alles een beetje een “spa” gevoel over gehouden. Helder dat ik dit vaker moet doen.

Geen verhaal deze week. Komende week is het de viering van de onafhankelijkheid. Dat is een groot feest en nu al zie ik in de stad uitgedoste mensen lopen. Ook zijn er veel militairen op de been. Auto’s worden aangehouden. Kijken of er ergens geld is uit te slaan, omdat een knipperlicht het niet doet, of dat het ergens anders aan mankeert. Om die reden vind ik het niet erg om morgen weer richting Torit te gaan en de onafhankelijkheidsviering daar in een wat bescheidener omvang mee te maken. Zuid Soedan Ojee, is dan het motto. Als buitenlander zal het me niet lukken om alleen met de feestvreugde mee te gaan. Het contrast is te groot met de gevechten die in de noordelijke staten nog steeds worden gevoerd en waar ook het regeringsleger onmenselijke schade toebrengt aan de eigen bevolking.


3 reacties

Gemengde gevoelens

Nu maar eens een keertje over mij. Een vraag waarmee elke ontmoeting in Zuid Soedan begint is: how are you? Soms als ik mensen ontmoet en ik wil ze groeten roepen ze al: fine, fine. Het is hier ook onbeleefd als je niet eerst vraagt hoe het met iemand is.

Hoe is het met mij. Ik heb mijn dagen dat ik op ga in het werk en met tevredenheid terug kijk op het resultaat. Dan zie ik vooruitgang. Heb ook mijn dagen dat ik geen vooruitgang zie en het werk als één grote worsteling ervaar om ergens te komen. De laatste weken ben ik met regelmaat confuus. Confuus omdat zaken blijven cirkelen, als ik denk iets opgelost te hebben blijkt dat de volgende dag toch net wat anders te liggen. Of wordt ik totaal onverwacht links ingehaald. Confuus omdat ik als enige westerling in een team van Afrikanen vaak een ander geluid en kijk op zaken heb.

Hier in Zuid Soedan ziet men verandering als er gebouwen uit de grond worden gestampt, of als er een ambulance naar binnen wordt gereden. Dat de juiste lijsten met data worden ingevuld, daar wordt alleen een datamanager warm van, maar de goegemeente niet. Dat we stap voor stap werken aan een ander gedrag en attitude van elke dag op tijd beginnen, schoonmaken, een fris bed, rondes lopen, rapporteren, afspraken nakomen en je dienst overdragen valt niemand op. Pas over een tijd zal uit de cijfers blijken dat een betere organisatie van de basiszorg tot betere resultaten heeft geleid. Tot voor kort lagen er patiënten in bed met hoge koorts waar nauwelijks naar om werd gekeken. Patiënten overleden omdat ze geen aandacht kregen. In een verwijsziekenhuis zal het altijd voorkomen dat iemand het niet redt, maar ik ben ervan overtuigd dat het steeds minder vaak zal zijn omdat ze geen aandacht kregen.

Eastern Equatoria State loopt met veel zaken voor op de andere staten. Binnen deze staat zijn er regio’s die goed vooruit zijn gegaan, anderen doen het minder. Als ik kritisch kijk naar de resultaten tot nu toe dan moet ik toegeven, we lopen zeker niet voor. Volgens onze planning lopen we achter met de start van de bouw en renovatie-activiteiten. Daar hebben we zelf ook last van. De technisch adviseur was gepland begin maart, maar kwam pas eind maart. Een periode van tekeningen en berekeningen maken volgde. Vervolgens moest een tenderprocedure gevolgd worden en nu zijn we zover dat volgende week de sites worden overgedragen en het werk kan beginnen. We lopen achter in het vullen van de vele vacatures. Niet omdat we er niet aan werken. Wel omdat we in ogen van kandidaten geen aantrekkelijk aanbod doen, of omdat de kandidaten er eenvoudig weg niet zijn. Alle medische apparatuur is besteld, de hele procedure van levering duurt lang, maar ligt buiten onze invloed. Dus ja, er zijn punten waarop we achter lopen. Ver achter? In mijn ogen niet. De realiteit is dat we hier nu 4 maanden zijn, waarvan we er pas 3 in het ziekenhuis echt actief zijn. En tijdens het wachten op al die grote dingen zijn wij ons ondertussen gaan richten op de basiszorg en basis organisatie. Ook daar zijn we nog lang niet mee klaar, maar volgen vrij gestaag het spoor dat we hiervoor hebben uitgestippeld.

Dat niet iedereen dat spoor waardeert werd van de week tijdens een planningsbijeenkomst akelig duidelijk. Zowel de minister als de donororganisatie zeiden in niet mis te verstane woorden dat we ver achter lopen op het programma, dat we nog niets hebben gepresteerd en we het geld laten vervliegen. Jullie bakken er niets van! Ingrid, come on, je vertelt hier doodleuk dat jullie de 29e met de bouw beginnen. Kijk naar je collega staatsziekenhuis. Gelijk met jullie begonnen en die hebben de bouw al lang afgerond. En je hebt nog niet de helft van het benodigde personeel binnen weten te halen. We werden zoals ze dat in het Engels zo mooi uitdrukken “publicly undressed” (publiekelijk uitgekleed). En geen mogelijkheid tot weerwoord. We hadden het maar te slikken. Een machtsvertoon waar ik niet van hou. Nooit van gehouden heb. Gewoon, omdat het onnodig is.

Een collega zei: Ingrid dit is een mannenwereld, je moet het spel op hun niveau spelen. Oh…. dacht ik. En dat zit ik me dus nu af te vragen. Hadden we het anders moeten doen. En wat hadden we anders moeten doen, want dat vertelt het verhaal niet zo precies.

Hadden we met grotere voeten door het ziekenhuis moeten lopen? Meer moeten overnemen en doorduwen? Ik heb die gedachte zeker wel eens gehad, maar er niet voor gekozen. Ik ben vertrokken vanuit de bestaande capaciteit. Stapsgewijs werken aan verbetering, van binnen uit. Door samen op te trekken ideeën uit te werken, trainen en motiveren. Is het beter? Geen idee. Is het makkelijker? Zeker niet. Het past gewoon beter bij mij. Of was het de verwachting dat we op meer tastbare dingen ons etiket hadden kunnen plakken? Zodat voor iedereen zichtbaar is wat we hebben gedaan, of dankzij wie? Je ziet het veel hier, deze kliniek is gebouwd met steun van….. Of dit programma is mogelijk gemaakt dankzij…… Begrijpelijke uitingen, maar de patiënt wordt daar niet wijzer van en de ziekenhuisstaf loopt er niet harder door. En eerlijk is eerlijk, ik ben daar niet zo mee bezig.

Misschien zeg ik in de oren van sommige lezers nu hele erge dingen, of wordt het me kwalijk genomen door collega’s. Dat zou ik oprecht betreuren. Ik probeer alleen het dilemma te schetsen waar ik midden in zit en waar ik het antwoord nog niet op heb.


1 reactie

toiletbeheer

In het ziekenhuis is een gebrek aan toiletten. In ons programma laten we twee blokken me ieder 4 latrines bouwen en we repareren een bestaand blok. De latrines in dat blok zijn vol gestort met: flessen, keien en ander afvalmateriaal. De hele zaak is er zodanig door verstopt geraakt dat het ook niet meer leeg te zuigen is. Alles moet worden opengebroken. Het geeft ons het nodige denkwerk hoe met deze toiletten om te gaan als ze klaar zijn. Pff, denken jullie nu misschien, dat is toch niet zo moeilijk? Misschien niet, maar we leven hier nog in een andere tijd met andere gewoonten.

In mijn eerste jaar hier heb ik beschreven wat de situatie is in Torit. Die is nog niet veel veranderd. De meeste huishoudens hebben geen toilet en vinden dat ook niet belangrijk. Mensen poepen in het openbaar, achter hun tukul (hut), of langs de kant van de weg. In het ziekenhuis is dat niet anders. Ze poepen achter de gebouwen waar hun familieleden zijn opgenomen. Het wordt niet opgeruimd, men laat het liggen zoals het er ligt. En als ze er op aan worden gesproken halen ze hun schouders op. Er moet forse dwang worden uitgeoefend willen ze zelf een schep pakken en het opruimen.

Het heeft een culturele achtergrond. De latuku is de grootste bevolkingsgroep in Torit. Poepen in het openbaar is door hen geaccepteerd. Poep heeft een waarde. Voel me nu net Midas Dekkers, maar ik ga het niet ontleden zoals hij dat deed. De waarde is hier toch iets anders. Een grote hoop poep achter je huis laat zien dat je goed hebt geboerd en je tafel goed gevuld was. Mensen zijn daar trots op. Als ze me dat vertellen lachen ze er bij. Niet van schaamte, ik zie begrip in hun ogen en vaak ook de trots zelf. Aan die waarde wordt niet zomaar getornd. Ook dat is verankerd in hun cultuur. Van waarden die generaties lang zijn overgedragen neem je niet zomaar afstand. Het is een belediging van hun voorouders. En sommigen geloven bijvoorbeeld dat als een vrouw naar een toilet gaat ze niet meer zwanger kan worden. En het is taboe dat een schoondochter van hetzelfde toilet gebruik zou maken als haar schoonfamilie.

Het effect op gezondheid is in Torit tastbaar. Vorig jaar is de cholera epidemie hier het hevigst geweest. Hier zijn de meeste doden gevallen en de periode dat de epidemie heeft geduurd was hier veruit het langst. Dat heeft een op een te maken met de hygiëne in Torit en de desinteresse van mensen om daar wat aan te gaan doen. De cholerasituatie heeft wel geholpen om het onderwerp te bespreken en aan mensen te laten zien dat ze de oplossing voor een belangrijk deel zelf in handen hebben. Iederen kan een latrine graven. Het gereedschap hebben ze vaak al en de kosten zijn vooral de eigen arbeid. En al zouden ze het gereedschap ervoor moeten kopen, de gemiddelde kosten voor een behandeling van cholera zijn veel hoger. Er zijn heel wat bijeenkomsten geweest in Torit. Bij een klein deel van de bevolking is de boodschap aangeslagen, maar het merendeel komt nog niet in beweging.

En daar moeten we het dus tegen opnemen in het ziekenhuis. De Matron heeft bedacht dat die nieuwe toiletten daarom op slot moeten en beheerd moeten worden door een soort toiletjuffrouw. Toen ze dit opperde werd ze door collega’s hartelijk uitgelachen. Het zou niet werken. Dan blijven mensen het gewoon ergens op het terrein doen. Maar afgelopen week kwam het idee opnieuw op. Een kleine groep stafleden is op een uitwisselingsbezoek geweest in het ziekenhuis van Nimule. Dat ziekenhuis wordt al jaren ondersteund en is ons ver vooruit qua ontwikkeling. Enthousiast werd verteld dat in Nimule de toiletten op slot zitten, iemand de verantwoordelijkheid heeft ze na ieder gebruik te inspecteren en schoon te houden. Gebruikers worden direct aangesproken op eventuele misstanden. Alles zag er schoon en fris uit. Op het hele ziekenhuisterrein was geen poep te vinden. Deze keer ontvangen de collega’s het verhaal positief, tot verbijstering van de Matron. Hé, zegt ze, dat is mijn idee! Er wordt overheen gepraat, dus steun ik haar: Ja, zeg ik, je hebt gelijk, dat is jouw idee. En het werkt in Nimule. Ja, zeggen anderen, maar hier gaan ze echt niet voor een toilet betalen. Torit is anders. Misschien, maar de Matron heeft het niet over betalen. Ze heeft het over gecontroleerd gebruik. Laat haar het uitwerken en met een voorstel komen.

En zo wordt besloten, maar mijn gevoel zegt dat we er nog wel wat discussie over zullen hebben.


1 reactie

een zware last

Ik zit bij Omini op zijn kamer. Zijn broer is vanmorgen overleden en ik condoleer hem en vraag hoe het met hem is. Ik ben moe, zegt hij. En zo ziet hij er ook uit. Ineens is zijn leeftijd hem aan te zien. Hoe oud hij precies is weet ik niet, maar wel dat hij al ver over zijn pensioengerechtigde leeftijd is.

Zag je het aankomen? Het antwoord is, zoals we dat in Nederland ook zouden kunnen geven: nee. Het moment dat het gebeurt is altijd nog onverwacht, maar dat hij dood zou gaan, ja dat dat wist ik. Ik was het weekend in Juba en zag dat hij het niet lang meer zou maken. We hebben het tegen elkaar gezegd en besproken over wat er allemaal geregeld moet worden als hij er niet meer zou zijn. Dat is fijn, zeg ik, dan weet je wel wat zijn wensen waren. Ja, zegt hij, we hebben gesproken over hoe het land verdeeld moet worden over de kinderen, wie er voor de vrouwen moet zorgen en al zijn andere bezittingen. Hij heeft me verteld dat hij in zijn geboortedorp begraven wil worden, terug naar waar hij vandaan kwam. Dat is zoals het hoort hier. Ik heb vanmorgen al het transport geregeld van Juba naar Lyria. Niet zo heel erg ver en de weg gaat rechtstreeks, maar het is toch een hoop geregel. Ik moet het allemaal op afstand doen, want ik kan hier nu niet weg. Nu ben ik de enige van de vier broers die nog leeft. En hij kijkt me met trieste ogen aan.

Hoe gaat dat zo’n begrafenis? Heeft dat speciale rituelen? Ja, zegt Omini, de hele familie moet erbij zijn. Eerst hebben we een kerkdienst waar we het leven van mijn broer eren, dan begraven we hem op de plek die hij heeft uitgezocht. Dat gaat allemaal in stilte. Als dat gedaan is dan begint het herdenken. Slagwerk op de grote trommels en de mensen dansen, zingen, huilen en halen verhalen op. Het hele dorp is daarbij aanwezig. En dat gaat de hele dag en nacht door.

Het klinkt misschien feestelijk, maar ik heb het een keer gezien samen met Margaret. Feestelijk is niet het goede woord. Wat ik me herinner is dat het respect haast tastbaar was en het geluid van de trommels indrukwekkend. De dansen zijn er, maar minder uitdagend dan bij een bruiloft. Ik herinner me ook dat wij als voorbijgangers stopten. Als een begrafenis aan de gang is mag je niet zomaar voorbij gaan vertelde Margaret. Mensen verwachten dat je respect toont en eerst de familie condoleert voordat je verder reist. Het is een belediging aan de overledene als je dat niet doet.

En nu, zegt Omini, ben ik als oudste van de familie overal verantwoordelijk voor. Ik moet zorgen voor de twee vrouwen van mijn broer en voor zijn kinderen. Die vrouwen zijn nu van mij. Ik moet ze te eten geven, zorgen dat ze kunnen wonen, naar het ziekenhuis kunnen als dat nodig is, betalen voor studies en ga zo maar door. Alles, zegt hij, alles is nu van mij, maar ik moet er ook voor betalen. Ik heb geen keus. De komende weken zullen er de nodige mensen zijn die vinden dat ze nog iets op te eisen hebben van mijn broer. Uit respect voor mijn broer mag ik daarover niet gaan zeuren. Ik ben nu de vader van iedereen, zegt hij, en dat zijn er best veel.

Mijn broer had twee vrouwen, daarvoor heeft hij een dowry (bruidsschat) moeten betalen. Die vrouwen zijn dus van hem en omdat hij er niet meer is zijn ze nu van mij. Daarin heb ik geen keus. Hij vervolgt: mijn broer moest heel veel koeien voor hen betalen. Die had hij natuurlijk niet, zoals zo vaak hier, maar hij mocht er zijn leven over doen. Maar de schuld is er nog steeds en die gaat nu ook over op mij. En dan kijkt hij me met pretogen aan: Ingried, je kent mij, waar haal ik op mijn leeftijd nou zoveel koeien vandaan? Ik heb land, mais en gierst, misschien een paar geiten. Ik moet lachen om hoe hij het vertelt. Omini is gek op geitenvlees en ondanks zijn verantwoordelijkheidsgevoel denk ik niet dat die geiten van eigenaar gaan wisselen……

Ik vraag wat er gebeurt als hij zou komen te overlijden. Nou, zegt Omini, dan zijn de kinderen aan de beurt die ieder voor hun eigen familie verantwoordelijkheid dragen en voor elkaar als een van hen wegvalt. Dat beseffen ze nu al. En, vraag ik, hoe gaat het dan als iemand overlijdt die niet getrouwd was en geen kinderen heeft. Wie zorgt daar dan voor. Omini is er eenduidig over. De familie. Eerst de broers, maar als die er niet zijn, de neven. Want de dode moet eer betoond worden en begraven, anders vindt de ziel geen rust. En dat wil je niet op je geweten hebben.

Mooi, maar of het altijd zo werkt vraag ik me af. In Zuid Soedan zijn nog steeds veel gezinnen verscheurd. Torit kent een grote groep straatkinderen, denk dat niet eens weten wie of wat familie is. Ik zie ouders die zich nauwelijks om hun kind bekommeren. Ik herinner me het verhaal van de minister van gender. De moraal is niet altijd hoog. Ook hier is het net als elders vooral bepalend in welk gezin of in welke omstandigheden je groot wordt. En triest genoeg is dat niet voor iedereen gunstig.


Een reactie plaatsen

Bouwen

Deze week moeten we een keuze maken uit die in het ziekenhuis zijn gepland. Een proces dat zorgvuldig moet gebeuren en transparant. Het de ruim 50 voorstellen die we hebben ontvangen voor al het onderhoud en de bouwwerkzaamheden ministerie had graag gezien dat we de tender geopend hadden in Torit in plaats van in Juba. Er is een soort regeling, of afspraak die zegt dat wanneer een contract gesloten moet worden met een derde partij voor werkzaamheden die in Eastern Equatoria State gaan plaatsvinden dit moet gebeuren op grondgebied van Eastern Equatoria in afstemming met betrokken ministeries (Health and Infrastructure/Housing). De uitleg hiervan is divers. Die van Omini is: het moet in Torit gebeuren en wij moeten erbij zijn, wij sluiten het contract, want wij weten wie voldoet en wie niet. Ik krijg vervolgens van hem een lijstje met zijn voorkeuren, want zelf kan hij er niet bij zijn, hij stempelt het wel drie keer. Ik moet er om glimlachen, want zo is hij nu eenmaal. Het is zijn manier om zijn punt te maken: hij wil betrokken zijn. Ik leg hem uit dat het proces volgens vastgelegde regels zal verlopen. Het moet voldoen aan de overheidsregels, maar ook aan die van het Health Pooled Fund. De tender is nu eenmaal geopend in Juba en daarom wordt de box ook geopend in Juba. Ik wijs hem erop dat het veel gedoe kan opleveren als we de box van Juba naar Torit brengen en hem hier openen. We zouden beschuldigd kunnen worden dat we er voorstellen hebben uitgehaald en als eentje dat voor de rechter zou brengen dan blokkeert dat voorlopig alle werkzaamheden in het ziekenhuis. Nee, zegt Omini, dat kan echt niet. Ik vertel hem dat we wel het hele selectieproces vanuit Torit kunnen doen, samen met betrokken ministeries. Als hij dat tenminste zou kunnen ondersteunen. Kijk, zegt hij, daarom mag ik je zo graag, jij overlegt. En hij geeft me een naam die namens hem aanwezig zal zijn.

Maandagmorgen zit ik om dezelfde reden bij de Director of Housing. Ik vertel hem dat we graag van de expertise van Housing gebruik willen maken en vraag hem of hij iemand kan afvaardigen in de tendercommissie. Hij leunt over zijn bureau naar me toe en kijkt me over zijn bril heen vriendelijk aan: Kijk, dat is wat we willen, dat je ons betrekt. Wij kennen de procedures en al diegenen die een voorstel hebben ingediend. Het moet een zuiver proces zijn en niet een keuze voor een vriendje van die of die. Nee, zeg ik, dat is ook wat wij belangrijk vinden. Ik krijg twee namen van hem en we spreken af dat zij de volgende dag om 9 uur present zullen zijn.

We zitten met acht man drie hele dagen met elkaar in een hok (vier van onze eigen organisatie, twee vanuit Housing, een vanuit Health en de hospital administrator) en werken ons door alle voorstellen heen. De eerste schifting is of de voorstellen voldoen aan de wettelijke criteria, zoals geldige inschrijving bij de Zuid Soedanese Kamer van Koophandel, of ze erkend worden door de staat, of ze belasting betalen en een bankrekening hebben. Ook moeten ze voldoen aan eisen van ervaring, tenminste twee jaar praktisch werkzaam zijn, aantoonbaar beschikken over gekwalificeerd personeel en tenminste drie certificaten kunnen tonen van met succes afgeronde bouwprojecten. De overgebleven voorstellen ondergaan een tweede schifting: zijn ze met het voorstel ook binnen de financiële kaders gebleven en ronden ze het project af binnen de gegeven termijn. De laatste ronde is een diepere toetsing: zijn bijvoorbeeld alle berekeningen en gehanteerde termijnen solide, of zijn er gekke calculaties gemaakt, verkeerde exchange rates gekozen et cetera. Dat hele proces wordt met niet aflatende concentratie gelopen en ik heb grote bewondering voor de bijdrage van met name de administrator en de afgevaardigden van de ministeries. Zij hebben het proces in belangrijke mate gedragen. Komende week worden beide ministeries geïnformeerd over het resultaat zover. Voor de daadwerkelijke contractering is nog wel even nodig. Ik hoop van harte dat de werkzaamheden in de 3e week van juni kunnen starten. We wachten er al lang op.

Op donderdag heb ik een heel andere vergadering. Ook over bouw, maar in dit geval over vredesopbouw. Ik ben uitgenodigd door de commissie voor Peacebuilding samen met de hoofden van andere partnerorganisaties werkzaam in Torit. De afgelopen week zijn er strubbelingen geweest tussen een aantal bevolkingsgroepen in het grensgebied van Torit, Budi en Ikotos. Dat stamt al van oudsher, ooit begonnen met de een die drie geiten van de ander stal, die vervolgens werden terug genomen en nu na jaren is ontaard in serieuze wrakingen over en weer. Huizen zijn in brand gestoken, geplunderd en er zijn doden en gewonden gevallen. Afgelopen week zouden 3 jonge meisjes langs de weg zijn gedood die met het hele conflict niets te maken zouden hebben. De commissie wil de helpende hand bieden om het hoog opgelopen conflict tussen beide groepen tot werkbare proporties terug te brengen. Ze zijn ervan overtuigd dat alle betrokkenen in de kern alleen maar vrede willen. De voorzitter van de commissie vraagt daarbij de hulp van lokale organisaties en partnerorganisaties, zoals die van ons. Er is een bescheiden aantal aanwezigen. Tot mijn verrassing zie ik ene zekere Acquilino. In 2013 werkte hij voor het ministerie en was vooral onvoorspelbaar en vaak onhandelbaar. Ik merk al snel dat hij niets is veranderd. Nu representeert hij een van de lokale organisaties die zich met peacebuilding bezig houdt. Tijdens de vergadering luister ik vooral, tot nu toe ben ik vooral betrokken bij health en op dit terrein voel ik me een beetje een vreemde eend in de bijt. Ook heb ik op dit moment heb ik geen idee of wij daarin wat kunnen betekenen. Op zichzelf vind ik het wel interessant om te horen hoe een aantal aanwezigen het willen aanpakken. Ze zijn er vrij unaniem in. Een eerste stap is om via via te achterhalen wat de situatie is (via familie, vrienden, collega’s etc.). Tweede stap is de chiefs uit de regio bij elkaar roepen om met hen te delen wat ze hebben gehoord. Derde stap is diezelfde chiefs te betrekken bij de opzet van allerlei discussies binnen de diverse dorpsgemeenschappen. Om met hen diezelfde situatie te bespreken en te verkennen hoe de wrakingen over en weer tot een eind kunnen worden gebracht. Een intensief proces, maar ik begrijp van een aantal aanwezigen dat zo eerder in andere regio’s goede resultaten zijn gehaald. Het lukt niet overal, heb ik ook gehoord.

Neemt niet weg dat ik de aanpak nog steeds interessant vind. Zoals ik het begrijp zijn vooral de lokale organisaties de trekkers van dit proces en worden de contacten die zij hebben binnen de betrokken gemeenschappen benut. Van ons als partnerorganisaties wordt gevraagd hen te ondersteunen. Door bijvoorbeeld gebruik te mogen maken van onze kantoorfaciliteiten of het transport naar en van de betreffende locaties te regelen. In eerste instantie wordt gekeken naar de organisaties die nu al intensief met elkaar samenwerken. Dat zijn wij (nog) niet. Volgende maand wordt het resultaat van stap 1 gedeeld. Ik ben benieuwd.


Een reactie plaatsen

dag van de verpleging in Torit

Wereldwijd is 12 mei de Dag van de verpleging. In Torit wordt het tegelijk gevoerd met de Dag van de verloskundigen (5 mei). Hier zijn we met alles wat later omdat een familielid van iemand in het feestcomitee was overleden. Dat is het verhaal en het zal ook wel waar zijn, maar feestdagen worden hier wel vaker later gevierd, omdat het eerder niet uitkwam, of omdat men vergeten was om te laten roepen dat het een feestdag was.

Bij ons dus op 27 mei: Dag van de verpleging en verloskundigen. Het zou om 8.30 beginnen. Wij hebben een vergadering van 8 tot 9. Ik loop al niet meer vol verwachting naar buiten, want ik weet dat het nog niet begonnen is, waarschijnlijk moet alles nog gebeuren. En zo is het ook. Om 9 uur moet het spandoek nog in elkaar getimmerd, de stoelen klaar gezet en het zitgedeelte met baldakijn voor de eregasten in elkaar gesleuteld. Als vanouds, tijd is hier een ander begrip dan bij ons…..

Eerst help ik mee de troepen richting het ministerie te krijgen. Van daaruit komen ze terug gemarcheerd onder begeleiding van de politieband. Opvallend aspect: alle verpleegkundigen en verloskundigen in uniform. Bij ons klagen ze steen en been dat ze niets hebben en vinden dat wij daarin moeten voorzien. Dat gaan we voor een deel ook doen, maar dat niets hebben valt dus ook wel mee. Vandaag is het alleen geen dag om daar over te gaan bakkelijen. Ik deel vooral complimenten uit en roep dat ze er zo “smart” uit zien en dat het zo elke dag zou moeten zijn (toch een beetje laten merken). Sommigen herken ik niet eens. En voor de kenner: ik blijf lachen om die malle kapjes die ze hier hebben. Het is minuscuul, vaak met een kanten randje en het bungelt midden op hun hoofd aan twee speldjes. Zelf zijn ze er reuze trots op.

Nadat ze op weg zijn loop ik naar het terrein waar iedereen ontvangen wordt (al had moeten zitten). Geen stoel te bekennen en alleen wat losse palen op de grond. Gelukkig was Clementina (director of reproductive health) er en met een telefoontje komt er een vrachtwagen met stoelen voor rijden. We beginnen ze maar alvast klaar te zetten, de hulptroepen waren in geen velden of wegen te bekennen. Even later arriveert ook de matron, meteen klagend dat we moeten zorgen voor stoelen met een zachte zitting. De minister zit alleen op een zachte zitting, zegt ze. Nou, zeg ik, vandaag niet. We hebben er geen tijd voor en ze kan best op plastic. Clementina begint een hele discussie met de matron. Zij had voor stoelen moeten zorgen en er is niks gedaan. Nu sta ik alles alleen te doen zegt Clementina. Voor mij een reden om in te grijpen. Dames ik vind het allemaal best, maar er moet gewerkt worden. Ruzie later maar over wie wat had moeten doen. En Clementina, even hoor, je staat hier niet alleen te werken, volgens mij heb ik al aardig wat stoelen naar hun plek gesjouwd. Het helpt weinig, de dames gaan door met ruzie maken. Ondertussen kwamen de eerste hotemetoten al binnen stromen. Ik begroet ze vriendelijk, excuseer mezelf, want ik zit onder het stof, maar ze moeten er wel om lachen. Het zijn de burgemeester en de voorzitter van het gezondheidscomitee (onderdeel van het parlement) en een paar collega ministers van Margaret. De dames bakkelijen gewoon door, dus serveer ik de matron af, laat haar een paar tafellakens halen en plaats ondertussen zelf in de eerste twee rijen stoelen met een mooi zonnig geel kleurtje. Clementina bromt nog wat, maar het gejijbak is in ieder geval afgelopen.

Om 11 uur komt de club verpleegkundigen en verloskundigen aan gemarcheerd. Toch een mooi gezicht om zo’n groep in het wit met van trots glimmende gezichten binnen zien te marcheren. Als iedereen zit kan het programma beginnen.
De ceremoniemeester heet iedereen welkom, te beginnen met de honorable ministers, honorable secretarissen, the honoroble burgemeester en de honoroble…… Iedereen van betekenis wordt hier aangesproken met honorable en zo spreken ze elkaar ook aan: hé honorable how are you? Ik probeer dat altijd te ontwijken. De meeste ken ik bij naam en spreek ze ook zo aan. Heb nooit gemerkt dat ze dat vervelend vinden. Ik krijg dat woord honorable gewoon niet uit mijn mond (dat is mijn recalcitrante trekje).

Dan volgt het openingsgebed en wordt het lied van de verpleging gezongen. Vervolgens kunnen de sprekers aan de bak. De sprekers hebben het vooral over de uitdagingen en de tekorten aan goed geschoolde verpleegkundigen en verloskundigen. Als een na laatste (de minister is altijd de laatste) mag ik namens alle NGO’s spreken. Al mijn voorgangers hebben gelijk, zeg ik. Er is heel veel niet en het zal nog heel lang duren voordat we over voldoende geschoold personeel beschikken. Ondertussen hebben we wel gewoon te zorgen voor de mensen die aan onze zorg worden toevertrouwd (je ziet Dia, ik blijf het praktisch houden!). Ik breng de waarden van Florence Nightingale in herinnering: attentie, toewijding, hygiëne, eten & drinken en een schoon bed. Allemaal waarden die in ons zelf zitten en omdat ze van onszelf zijn, kosten ze niets. Ik vertel dat de dag van de verpleging bedoeld is om te reflecteren op het eigen beroep en vraag ze dat voor een paar minuten te doen met vragen als: ben ik nog trots op mijn vak? Geef ik patienten wel de aandacht die ze nodig hebben? Realiseer ik me dat ik soms het leven van mensen in mijn handen heb?

Misschien voor ons gekke vragen. Maar hier sterven mensen omdat de dienstdoende verpleegkundige geen aandacht heeft voor de patient. Mensen met hoge koorts worden niet vaker gecontroleerd en krijgen geen drinken aangeboden. Soms drijven mensen hun bed uit, maar het wordt niet verschoond. De hygienische toestanden zijn hier ronduit slecht. En het was ook Florence Nitghingale die in haar tijd al wist dat er meer mensen sterven aan infectie dan aan bijvoorbeeld een schotwond. En wij hebben veel schotwonden in Torit. Het is dus waar dat we veel spullen missen en te weinig verpleegkundigen en verloskndigen hebben. Maar als degenen die we wel hebben zich meer bewust zijn van hun positie en de aandacht geven die patienten nodig hebben, dan zouden er hier al minder mensen sterven.


1 reactie

economische crisis

Na 12 dagen Nederland (en genieten van alles wat thuis te bieden heeft) ben ik weer in Zuid Soedan. Twee volle tassen met etenswaar meegenomen en tot mijn geluk ook nog alles moeiteloos langs de douane gekregen. En dat is maar goed ook, want het gaat economisch niet goed hier.

De Zuid Soedanese pond is niets meer waard. Om een voorbeeld te geven: in maart kregen we voor $ 100 ruim SSP 600, vlak voordat ik vertrok was dat opgelopen tot SSP 800 en nu heb ik gehoord dat er tussen de SSP 1000 en 1500 voor wordt gegeven en dat het nog gaat stijgen tot SP 2000. Dat is mooi voor mensen die dollars hebben, maar de meeste Zuid Soedanezen hebben geen dollars. Als zij willen handelen kopen ze hun waren eerst in Uganda of Kenia. Daarvoor moeten ze hun SSP inwisselen voor dollars. Dat was al moelijk, maar voor de meesten nu onmogelijk. En daarmee valt voor velen de handel weg. Mij levert het geen torenhoge bedragen aan SSP op, want ik had in april al een Zuid Soedanees blij gemaakt met mijn dollars (tegen de toen nog lagere koers). Ze heeft van die dollars zaden en bonen gekocht in Uganda om hier te verhandelen. Naast die tas met eten koop ik ook nog steeds boodschappen op de markt. Heb ik het idee dat ik toch nog een beetje bijdraag aan de economie. Niet dat er veel te krijgen is, lange rijen lege tafels. Voor een paprika ter grootte van een cherrytomaat betaal ik nu drie pond. Als ik die snipper over mijn omelet mag ik blij zijn als ik het nog proef. Op wat groene blaadjes na zijn er ook geen groenten meer te koop. En de prijs van groenten uit blik is verdriedubbeld en beperkt tot erwtjes. Veel erwtjes eten dus. Zo blijf ik vrienden met de leveranciers.

Naast ons woont een alleenstaande moeder met 3 schoolgaande kinderen en een maandinkomen inkomen van SSP 200. Ze heeft niet veel meer te kiezen. Eerst betaalde ze voor 1 maaltijd per dag 7 SSP, nu is dat 25 SSP. Kon ze er eerst 30 dagen mee rond komen, nu is dat nog geen 10 dagen. Over andere kosten wanneer een van de kinderen ziek is, of iets voor school nodig heeft, hoeft ze niet meer na te denken. En proberen of haar kleine landje wat meer kan opbrengen is er ook niet bij, want die zaden kan ze niet kopen. Als ik haar zie worstelen en ik kijk naar mijn tas met kaas, volkoren crackers, zakjes saus en tortellini dan knaagt het wel. Dus Tanja, naar dit gezin is in ieder geval het eerste pak stiften gegaan. Nee, dat vult hun maag niet, maar kinderen hier zijn wel heel blij met zoiets. Kunnen ze ook een keer iets leuks doen.

Waar het ons gaat brengen weet ik niet. Gelukkig is het in Torit nog rustig, maar het is de vraag voor hoe lang als de crisis voortduurt…. Ik ben geen doemdenker, maar in dit soort situaties wel realistisch. Wij hebben het goed en ook al is er weinig te krijgen we hebben meer dan de mensen om ons heen. En dat kan op zeker moment toch tot frictie leiden.


1 reactie

ownership

Het ontwikkelen van een gevoel van eigenaarschap is in mijn ogen een van de topics in het ziekenhuis. Het is zeker niet zo dat alle stafleden met tegenzin naar hun werk gaan. Het managementteam weet heel goed waar ze voor besteld zijn. En misschien werken ze niet altijd even efficient of handig, maar ze zijn wel gemotiveerd voor hun ziekenhuis. Op de niveaus onder hen is dat soms ver te zoeken, de goeden daar gelaten. Wat ik zie is dat we stafleden hebben die niet verschijnen op hun werk, of ze zetten wel trouw hun handtekening in het aanwezigheidsregister, maar gaan daarna naar huis. Ze wachten niet op de volgende dienst aan wie ze het werk moeten overdragen omdat ze bijvoorbeeld een regenbui zien aankomen. Sommigen lijken hun salaris te zien als een soort sitting-allowance. Als ik ze vraag iets te doen willen ze eerst een incentive zien of een motivation package zoals sommigen het noemen. Eerder komen ze niet in de benen. Ze ervaren het ziekenhuis niet als van hen. Het lijkt alsof het werk dat ze moeten doen voor zomaar iemand is, niet nader gedefinieerd. Ze hebben geen gevoel bij die iemand en ook geen idee welke invloed zij hebben op de tevredenheid of ontevredenheid van patienten en hun familieleden. Als die klagen zie ik dat sommigen geneigd zijn mee te gaan klagen, alsof het niet over hen gaat.

Van de week hebben we een bezoek gekregen van een delegatie van donors. Een belangrijk bezoek waarin donoren en een afvaardiging van het nationale ministerie kwamen kijken hoe het beschikbaar gestelde geld wordt besteed in Eastern Equatoria State. Een bezoek aan Torit State Hospital was hiervan een onderdeel. Natuurlijk wilden we graag laten zien dat het ziekenhuis zich aan het ontwikkelen is. Met name Susan heeft de afgelopen weken veel geinvesteerd in het coachen van de verpleegkundigen. Ze heeft trainingen gegeven op het gebied van afval management en infectie preventie. Zo heeft bijvoorbeeld Iedere afdeling 3 gekleurde containers die allemaal bestemd zijn voor een bepaald soort afval, zoals huisafval (etensresten, papier), besmet afval (van bijvoorbeeld wondverbanden en infuusslangen) en plastic. Deze containers waren eerder verspreid over het hele terrein te vinden. Nu staan ze altijd alledrie naast elkaar bij de uitgang van elke afdeling. Ook heeft ze gewerkt aan het inrichten van een emergency tray, waarop alle spullen staan die nodig zijn wanneer er een spoedgeval wordt binnen gebracht. Tot voor kort werd dat materiaal pas bij elkaar gezocht als een spoedgeval al binnen was gedragen. Een probleem in de avonduren en nacht, want dan is de pharmacy en de opslag voor verband en andere hulpmiddelen gesloten. Met een emergency tray zijn ze altijd voorbereid. Als het tenministe wordt onderhouden. En daar ging het deze week om. Susan is nu bijna twee weken met verlof. Samen met de matron heb ik de ronde gedaan om te kijken of het geleerde nog steeds nog in praktijk wordt gebracht.

We hebben goede voorbeelden gezien. De afdeling voor moeder en kind en de kinderafdeling doen het erg goed. Ondanks beperkte middelen zien deze afdelingen er schoon en georganiseerd uit, ruikt het ook schoon en hangen de verpleegkundige instructies en controles keurig aan de bedden. Maar we zagen ook minder goede praktijken, zoals op de chirurgische en interne afdeling. De emergency tray was uit de verpakking gehaald en niet opnieuw aangevuld. Ofwel ze gebruiken deze ook om reguliere patienten van een nieuw verband te voorzien. De afdeling was vies. De containers waar de naalden in opgeborgen moeten worden zaten vol met plastic handschoenen. De gekleurde containers stonden niet voor de deur en overal zagen we stof en viezigheid. De store voor verbandmiddelen was onder het stof, dozen met verbandmiddelen aangevreten door de termieten en veel materiaal over de datum. Poetsen geblazen dus. Samen met het managementteam ben ik gaan jagen. En jagen betekent zeggen wat er moet gebeuren, herhalen, herhalen en niet rusten voordat het ook gebeurt. Zelf het voorbeeld geven en mee aanpakken. Een niet zo leuke rol om te vervullen, want ik heb drie dagen lang lopen tetteren, kreeg een hekel aan mezelf. Maar als ik dat niet doe gebeurt er niets. Mensen kijken je aan en zeggen ja, maar doen nee. Een klus waar ik behoorlijk van kan leeglopen. Bij thuiskomst was mijn collega uit Chukudum er en die zei: ach, Ingrid dat heb ik ook. Pas als ik ga schreeuwen gebeurt er wat. Zo werkt het hier. En dan voelt gedeelde smart echt als halve smart.

Wachtend op de donoren heb ik een gesprek met de waarnemend minister voor gezondheidszorg. Een aardige vrouw met een warme blik. Ze vraagt me of het ziekenhuis op orde is en ik vertel haar hoe we de afgelopen 3 dagen hebben lopen jagen. Ze moet er om lachen. Toch niet alleen voor het bezoek? Nee, niet alleen voor het bezoek, maar dat was wel een goede aanleiding om door te pakken. Nu moeten we het vast zien te houden.
Ik vraag haar hoe het komt dat zo weinig mensen zich betrokken lijken te voelen bij het werk wat ze doen, of die geen zier lijken te geven om de omgeving waarin ze wonen en hun afval overal laten rondslingeren, of als iets kapot is niet kijken of het misschien gemaakt kan worden, maar het meteen aan de straat zetten. Ze erkent dat het een probleem is, ownership, zegt ze, dat is het waar het over gaat. Ervoor zorgen dat mensen zich weer eigenaar voelen van hun eigen leven. Ze zegt: ik gebruik in mijn toespraken altijd het voorbeeld van een vrouw die zwanger is en wel heel goed zorgt voor het ongeboren kind dat ze in zich draagt. Ze past op waar ze loopt, ze zorgt dat ze zich niet stoot. Ze schermt haar buik vaak af met haar arm. Allemaal liefdevolle en zorgzame uitingen. Maar als het kind er eenmaal is laten ze het los, dan moet het zich zelf redden. Haast zoals we het vee het land op sturen en ’s avonds pas weer binnen halen. We beschermen onze kinderen onvoldoende en geven ze niet de zorg die ze zouden moeten krijgen. Waarom? De oorlog heeft te lang geduurd. Gedurende 50 jaar zijn mensen gewend geraakt aan het feit dat bezit niets betekent, het kan je van de ene op de andere dag worden afgenomen. Je huis kan in de fik worden gestoken, het voedsel op je land kan weggeroofd worden. Ook jonge kinderen werden opgehaald om mee te vechten. Vaak naar heel andere gebieden, waar ze verder opgroeiden zonder ouders, zonder normen en waarden en zonder bescherming. Het vergt nog heel veel verhalen vertellen en gesprekken voeren voordat er weer een gevoel van ownership zal ontstaan. En dat is wat ik elkde dag doe, zegt ze.

Terug in het ziekenhuis moest ik nog lang aan het gesprek met haar denken. Ook het ziekenhuis heeft nog een lange weg te gaan. Drie dagen jagen heeft geleid tot een schoon ziekenhuis, nu komt het erop aan dat we dat inderdaad weten vast te houden. Hoopvol is dat ik zie dat veel stafleden er wel van genieten nu het zo schoon en opgeruimd is. Ik ben daarom ook een ronde complimenten uit gaan delen en vertel ze: ik ben de afgelopen dagen niet makkelijk voor jullie geweest en heb jullie flink achter de broek gezeten, maar het resultaat is er. De donoren hebben het gezien en hun complimenten gegeven. Die complimenten geef ik graag aan jullie door, want uiteindelijk hebben jullie het zelf gedaan. Dank jullie wel! En ik zie dat die boodschap wel wordt gewaardeerd.